Nieuwe
verkiezingen naderen. Een mooie kans voor politieke partijen om ons onderwijs
weer op het rechte spoor te krijgen. Dat vraagt echter wel om lef en een
fundamentele modernisering van het onderwijs die haar ontdoet van de dwalingen
van de afgelopen twintig jaar.
Ooit bloeide onze onderwijscultuur, maar
sinds de jaren negentig is ons onderwijs ernstig aangetast door slecht
doordachte vormen van didactiek, zoals Het Nieuwe Leren en het
Competentiegericht onderwijs. In deze onderwijsconcepten hebben leerlingen nauwelijks
les en moeten ze hun eigen leervragen formuleren. Het aanleren van kennis is
daarbij nauwelijks meer van belang - informatie kunnen leerlingen
immers wel op internet opzoeken. De docenten zijn getransformeerd tot leerprocesbegeleider
en mental coach, als ze überhaupt al een rol hebben, want de leerlingen dienen
ook zelf hun begeleidingsbehoefte aan te geven.
Lees meer...
Lees meer...
Het inmiddels demissionaire kabinet heeft verschillende
maatregelen voorgesteld om het tij te keren. Zo moet er meer aandacht voor
vakkennis komen en leerlingen moeten meer contacturen op school hebben. Maar de
plannen zijn ondertussen uitgesteld en de
concrete invulling van welke maatregel dan ook laat de overheid aan de scholen
over, die zijn immers autonoom. En precies daar ligt de oorzaak van de
problemen in het onderwijs. Maar ook de sleutel tot de oplossing.
Terugtredende
overheid
De overheid en de Inspectie van het onderwijs
hebben zich de afgelopen twintig jaar onder de vlag van het neoliberalisme teruggetrokken
uit het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. ROC’s en Hogescholen werden volledig
verantwoordelijk zijn voor de
handhaving van hun eigen kwaliteit en een gezonde bedrijfsvoering. Uiteraard is
de financiering van het onderwijs daarop aangepast. Elke onderwijsinstelling
krijgt jaarlijks een grote zak geld van de overheid waar ze vrijelijk over
mogen beschikken.
Lesgeven
is sluitpost begroting
Die financiële autonomie heeft geleid tot een
explosie van salarissen aan de top en aan de andere kant bezuinigingen op het
geven van onderwijs. Een voorbeeld: in 2008 kreeg een Hogeschool op jaarbasis
ongeveer € 6.600 per student. Daarvan werd minder dan € 2.000 besteed aan het
geven van les. De rest ging op aan wat in jargon de overhead heet: gebouwen,
faciliteiten en salarissen van managers en bestuurders. Ter illustratie: een
lid van de Raad van Bestuur van diezelfde Hogeschool verdiende in datzelfde
jaar € 245.000. Een bestuurder van een universiteit declareerde in drie jaar
tijd bijna een miljoen euro aan onkosten, waaronder hotelovernachtingen en
diverse diners. Lesgeven is de sluitpost op de begroting, de docent een
kostenpost. Het Nieuwe Leren sluit hier naadloos op aan: weinig les, lage
kosten. En ach, een wetenschappelijke onderbouwing voor dit onderwijsconcept is
altijd wel bij elkaar te onderzoeken. Pedagogische centra genoeg. En anders
bombardeert onderwijskundig Nederland een leuk boekje als ‘De
Einsteingeneratie’ van twee vrolijke marketeers wel tot wetenschappelijke publicatie.
De diplomafinanciering in het mbo en hbo
heeft tot nog ergere excessen geleid. De ‘Theo-route’ bij de opleiding Media en
Entertainment Management bij Hogeschool InHolland Haarlem is wat dat betreft
exemplarisch. Studenten die na vier jaar een studieachterstand hadden, konden
via ‘een speciaal geheim traject’ hun diploma gewoon afhalen. Studenten hoefden
dan niets anders te doen dan een oud, eerder afgekeurd werkstukje van 2 A4-tjes
in te leveren. Eventuele achterstand en niet gehaalde punten werden automatisch
kwijtgescholden en het eindcijfer was bij voorbaat een 7. Dat leverde InHolland
keurig € 10.000 per student op. De ophef over deze Theo-route heeft geleid tot
het ontslag van diverse managers en het vertrek van de toenmalige
bestuursvoorzitter. De perverse prikkel van de diplomafinanciering bleef echter
bestaan, de misstanden bij Hogeschool Windesheim van vorig jaar tonen dit
haarfijn aan.
Cirkel
van controle
Onderwijsinstellingen zijn in het kader van
de deregulering zelf verantwoordelijk voor een efficiënte bedrijfsvoering. Dat heeft
geleid tot het ontstaan van besturen en raden van toezicht met een grote
afstand tot de werkvloer, gelegitimeerd door de inzichten van grote
consultancybureaus. Een rector of directeur die dicht bij de leerlingen en
docenten staat, voldoet niet meer. Opvallend is trouwens dat veel raden van
bestuur worden bevolkt door oud-politici van de traditionele politieke partijen,
mannen en vrouwen die veelal meer verdienen dan de Balkenendenorm.
De verzelfstandiging van
onderwijsinstellingen heeft een enorme fusiegolf tot gevolg gehad. Van de 400
ROC’s in Nederland zijn er nog maar een kleine 60 over. Macht, status en een zo
groot marktaandeel lijken de leidende credo’s van veel scholen. Zo tellen
sommige Hogescholen en ROC’s meer dan 30.000 studenten. Een enorm
beheersapparaat van afdelingen Planning en Control, ondersteund door een omvangrijk
leger van onderwijsadviesdiensten, consultancybureaus en accreditatieorganen, legitimeren
en bewaken de bedrijfsvoering van dergelijke onderwijsbastions.
Efficiency, rentabiliteit en solvabiliteit
lijken daarbij soms belangrijker dan kwalitatief goed onderwijs. Zo had het
Arcus College in Limburg nog maar kort geleden zestig miljoen euro op de
bankrekening staan. Zestig miljoen! Geld dat ook besteed had kunnen worden aan
de uitvoering van het onderwijs.
Het
heft in handen nemen
De oplossing van deze problemen kan alleen
bereikt worden als de politiek het lef heeft de autonomie van
onderwijsinstellingen fundamenteel te herzien .
In de eerste plaats dient de overheid strikte
controle uit te voeren op het financieel beleid van de scholen. De lumpsumfinanciering
moet verdwijnen omdat de overheid hierbij geen enkele controle heeft over de
doelmatige en wenselijke besteding van de ter
beschikking gestelde middelen. Onderwijsgeld moet geoormerkt worden. De overheid
moet heel precies voorschrijven waaraan een school de middelen mag besteden.
Hierbij moet het grootste deel van de gelden ten goede komen aan het geven van
onderwijs. De resultaatfinanciering moet daarbij losgelaten worden. Niet een
behaald diploma moet het uitgangspunt van bekostiging zijn, maar de kwaliteit
van het onderwijs.
De onderwijsinspectie moet actief toezien op
deze kwaliteit. Dat vraagt een volkomen andere rol van de inspectie. Waar zij
nu vooral controleert of het onderwijs op een school verloopt volgens de door
de school zelf beschreven processen, dient zij zich voortaan te richten op het inspecteren
van de kwaliteit van de inhoud van de lessen, de didactiek, het lesmateriaal en
de docenten.
In de derde plaats moet er gedefuseerd
worden. We moeten weer terug naar kleine scholen waarin leerlingen zich gekend
en geborgen voelen. De ontwikkelingen bij Amarantis bewijzen dat het mogelijk
is. Ook bij dit proces moet de overheid een leidende rol spelen.
Alleen als de overheid de autonomie van
onderwijsinstellingen fundamenteel herziet, is verbetering van
ons onderwijs mogelijk. De gekwalificeerde docent moet weer centraal staan op
school. Hij of zij is degene met wie goed onderwijs staat of valt, niemand anders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten